Wat?

Diagnostiek door de huisarts

De huisarts bepaalt een capillaire, niet nuchtere glucose. Een glucose > 11.0 mmol/l. is afwijkend en reden tot directe spoedverwijzing op dezelfde dag.

Aanvullend onderzoek en diagnostiek door de kinderarts

De kinderarts onderbouwt dezelfde dag door aanvullend onderzoek de eerder gestelde diagnose. Diagnosestelling omvat, naast bloedonderzoek, ook immunologisch onderzoek. Bij verdenking van diabetes type 1 dient de behandeling direct te starten.

Bij verdenking van een andere vorm van diabetes wordt DNA onderzoek gedaan of nader functieonderzoek van de glucose- en insulinerespons. Bijvoorbeeld middels een Orale Glucose Tolerantie Test (OGTT)1. Een diagnostische toepassing van het continue glucosemonitoringsysteem (CGMS) kan ook deel uitmaken van nadere diagnostiek.

Voeg toe aan printlijst
Voetnoot 1

ISPAD Clinical Practice Consensus Guidelines 2007-2008.