Incidentie en prevalentie
In de afgelopen jaren is het aantal mensen met gediagnosticeerde diabetes in Nederland sterk gestegen: van 160.000 in 1990 naar ruim 830.000 in 2011 (gebaseerd op huisartsenregistratie). Daarvan heeft bijna tien procent diabetes type 1. Meer informatie is hier te vinden.
De meeste bewoners van verpleeghuizen zijn niet in de huisartsenregistraties opgenomen (Baan et al., 2009). Doordat de prevalentie van diabetes in verpleeghuizen hoger is dan onder ouderen in de huisartsenpopulatie, wordt de prevalentie voor deze leeftijdsgroep enigszins onderschat. Omdat het aantal mensen in verpleeghuizen niet heel groot is, zal het effect op de schattingen beperkt zijn.
Op de kinderleeftijd (<18 jaar) bestaat de prevalentie van diabetes grotendeels uit diabetes type 1. In totaal gaat het dan om ongeveer 6000 kinderen in Nederland, waarvan er 400 jonger zijn dan vier jaar. Naar schatting wordt vijf tot tien procent van de gevallen van diabetes bij kinderen veroorzaakt door monogenetische vormen van diabetes1 2. Hoewel ook de prevalentie van diabetes type 1 stijgt met de leeftijd wordt op volwassen leeftijd het aandeel van type 1 ten opzichte van type 2 steeds lager. De incidentie van diabetes type 1 bij kinderen verdubbelt elke 25 jaar en het aantal jonge kinderen dat diabetes ontwikkelt neemt toe3.
In 2011 zijn 52.700 nieuwe patiënten met diabetes gediagnosticeerd. Het betrof 28.900 mannen en 23.800 vrouwen (3,5 per 1.000 mannen en 2,8 per 1.000 vrouwen). Er zijn in Nederland, ondanks de groeiende alertheid op het opsporen van diabetes door casefinding, nog altijd veel mensen met diabetes type 2 zonder dat zij het weten. Uit het meest recente bevolkingsonderzoek Nederland de Maat Genomen (2009/2010) blijkt dit percentage op 25% te liggen (Blokstra et al., 2011).
Rekening houdend met de verwachte verdere groei en vergrijzing van de bevolking, de verwachte verdere toename van overgewicht en obesitas in de toekomst, de extra aandacht die ontstaat voor vroegtijdige opsporing van ongediagnosticeerde diabetes en de voorspelde verdere verbetering in levensverwachting van de bevolking en van mensen met diabetes, is de verwachting dat er in 2025 ruim 1,4 miljoen mensen met gediagnosticeerde diabetes zullen zijn4. Dit is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2007. Het merendeel van deze gediagnosticeerde mensen heeft diabetes type 2 (ongeveer 90 procent) en de prevalentie van diabetes neemt toe met de leeftijd.
Uitgaande van hetzelfde toekomstscenario waarmee de toekomstige prevalentie berekend is, zal de zogenaamde cumulatieve incidentie, dat wil zeggen het totaal aantal mensen dat in de 15 jaar tussen 2010 en 2025 op enig moment gediagnosticeerd wordt, 1.4 miljoen bedragen. De 1,4 miljoen nieuw ontdekte gevallen tussen 2010 en 2025 lijken op het eerste gezicht niet goed te rijmen met de prognose voor het aantal mensen met diabetes in 2025. Immers: 1,4 miljoen bovenop het aantal bestaande patiënten in 2010 zou in 2025 leiden tot meer dan 2 miljoen mensen met diabetes. Dit getal kan naar beneden worden bijgesteld omdat tussen 2010 en 2025 ook veel mensen met diabetes zullen overlijden5.
Wereldwijd wordt het aantal volwassenen met diabetes door de International Diabetes Federation (IDF) geschat op 415 miljoen. Naar verwachting stijgt aantal naar 642 miljoen in 2040.
De precieze incidentie van zwangerschapsdiabetes (GDM) in Nederland is niet goed bekend, maar er is sprake van groei, mogelijk mede door toename van diagnostiek. Een vroege GDM (een GDM die zich al in het eerste trimester van een zwangerschap openbaart) is geen zeldzaamheid. Meest waarschijnlijk is bij deze vroege GDM sprake van een (niet eerder ontdekte) diabetes type 1 of type 2 en/of MODY, die al voor de zwangerschap bestond. Hoeveel vrouwen dit jaarlijks in Nederland betreft, is eveneens niet bekend. Deze vroege GDM komt vaker voor bij vrouwen die reeds een eerdere zwangerschap gecompliceerd door GDM hebben doorgemaakt. Dit maakt het belang duidelijk van een goede follow-up en voorlichting aan vrouwen na een zwangerschap met GDM. De incidentie is ook afhankelijk van de incidentie van diabetes type 2 in de populatie of subpopulatie waaruit een vrouw afkomstig is. Dit gegeven speelt ook een rol bij de indicaties voor screening op GDM.